Selecteer een pagina

Historia Chronologia desta Medras

De eerste drie jaar van deze befaamde Jesiba de los Pintos, 1 mei 1650 tot 1 april 1653, staan gedocumenteerd in de ‘Historia Chronologia desta Medras’.

Chacham Josiau Pardo is de eerste ‘ros jesiba’ en hij heeft de volgende tien talmidiem (studenten): Josseph Pardo, Ymanuel Abenator, Abraham Aboab Cardoso, Aharon Franco Pinheiro, Selomoh Rodrigues, Abraham Abarbanel, Jahacob da Costa, Jahacob Machorro, Jeosua Pharo en Josseph Franco. In de ‘Historia Chronologia desta Medras’ valt meer te lezen over de persoonlijkheid van de talmidiem, wat extra interessant is omdat sommige van deze studenten later naam zouden maken in de Joods-wetenschappelijke wereld.

De 17e eeuwse Rotterdamse leerschool ‘Jesiba de los Pintos’ wordt op 5 mei 1650 plechtig ingewijd en die dag wordt beschouwd als een ‘dia de festa’ (feestdag) waarop slechts een uur gestudeerd wordt.

Op 5 mei 1650 maakt men een begin met de bestudering van de Talmoed, traktaat Berachot, waarna de ros jesiba zijn ‘darsado’ (toespraak) houdt. Daarna wordt er in de ‘medras’ een ‘meseberach’ (zegebede) uitgesproken voor de in leven zijnde stichter Abraham de Pinto, de overleden Ishac de Pinto, het welzijn van de talmidiem en een ‘escava’ (bede) voor de zielerust van de overledenen.

In de zomer van het jaar 1650 wordt de talmied Jacob Querido aangenomen op ‘Jesiba de los Pintos’ in Rotterdam. Hij wordt zeer geschikt bevonden omdat hij ‘een brave weesjongen’ is. Hij is gehuwd op achttienjarige leeftijd, wat voor die tijd niet vreemd is, want achttien jaar wordt door de joodse traditie als een geschikte leeftijd gezien om te trouwen.

Echter, Jacob Querido neemt op 25 januari 1652 ontslag, omdat hij naar Amsterdam wil vertrekken. Zijn vrouw lijdt namelijk aan toevallen en in Rotterdam zijn geen Portugees-joodse doktoren.

Hij ontvangt nog wel zijn volledige toelage. Jacob Querido wordt later opgevolgd door Jacob Abendana, zoon van de Hamburgse opperrabbijn Joseph Abendana.

Jacob Abendana, zoon van de Hamburgse opperrabbijn Joseph Abendana, is een talentvolle toehoorder in ‘Jesiba de los Pintos’, voordat hij als talmied wordt aangenomen. Over hem is geschreven: ‘Hij is een jongeling van veel aanleg’. Maar vanwege wangedrag wordt hij op 31 oktober 1652 ontslagen. De reden voor zijn ontslag is ‘dat hij naar Antwerpen gegaan zijnde, daar veel langer had vertoefd, dan zijn verlof het toeliet’.

Drie jaar na zijn ontslag in Rotterdam wordt hij in Amsterdam als rabbijn aangesteld, waar hij krachtig optreedt voor het leven van twee anoesiem (‘marranos’) in Cordova en nauwe contacten heeft met christelijke theologen. Ook staat hij in letterkundig verkeer met de Leidse professor Antonius Hulsius. Over zijn letterkundige arbeid valt meer te lezen in het gedenkboek van de Londense opperrabbijn dr. Moses Gaster, ‘History of the Bevis Marks Congration’. Jacob Abendana krijgt vooral bekendheid als de geleerde vertaler van Juda Halevi’s ‘Kusari’ in het Spaans.

Op 12 april 1652 krijgt talmied Abraham Abarbanel op zijn verzoek eervol ontslag van ‘Jesiba de los Pintos’ in Rotterdam. Abraham heeft dit verzoek ingediend met een brief van zijn vader Ephraim, die zijn zoon graag in zijn bedrijf in Amsterdam op wil leiden tot makelaar. Het is niet duidelijk of Abraham niet geschikt blijkt voor het zakendoen of dat hij meer aanleg toont voor Torastudie, maar het feit is dat deze makelaar-rabbijn op 1 november weer talmied is in ‘Jesiba de los Pintos’.

Talmied Abraham Levie, een wees, wordt op 1 mei aangenomen in Rotterdam op aanbeveling van anderen. Maar vier maanden later, op 31 oktober, neemt hij ontslag. Hij krijgt hier enkele dagen later weer spijt van en wil weer aangenomen worden, maar die poging mislukt en hij komt niet meer terug op Jesiba de los Pintos.

Tragisch is het verhaal van talmied Jacob da Costa, die op 30 juli 1652 om het leven komt in Rotterdam. Hij is alleen gaan zwemmen ‘hoewel wij zulks op groote straf hadden verboden’. Zijn lichaam vindt men niet direct terug. De regenten besluiten kosten noch moeite te sparen om zijn lichaam op te sporen zodat hij alsnog behoorlijk begraven kan worden.

Na een speurtocht, die dag en nacht doorgaat, wordt het lijk gevonden. De regenten geven de overige talmiediem de opdracht hem de verschuldigde eerbied te geven door het lijk op hun schouderen grafwaarts te dragen en gedurende elf maanden met de ‘ros Jesiba’ het kadiesjgebed voor hem uit te spreken.

De regenten betalen alle kosten voor het zoeken van het lijk, het lijkgewaad en het graf, ‘en allen waren zeer gevoelig aangedaan’.

In 1651 wordt de talmied Josua Pharo op zijn verzoek eervol ontslagen van Jesiba de los Pintos in Rotterdam, omdat zijn vader in Amsterdam hem bij zich wil hebben. In 1653 wordt hij door de Kahal Kados, de Portugees-joodse gemeente van Amsterdam tot rubi (rabbijn) benoemd van een medrassa (leerschool) wegens ‘zijn verdiensten en de nog grootere verdiensten van zijn vader’. Tevens wordt hij in 1655 tot ‘chazan’ (voorzanger) benoemd van de wereldberoemde Portugese synagoge van Amsterdam.

In 1672 wordt hij tot eerste bibliothecaris benoemd van de joodse bibliotheek Ets Haim in Amsterdam. Het jaar erop wordt hij wegens ziekte uit deze functie ontheven.

Joseph Pardo, zoon van Chacham Pardo, die voorlezer is in Rotterdam, is later in dezelfde functie werkzaam in Londen. Hij geeft daar zijn boek Schulhan Tahor (de tafel der reinheid) uit, dat hij opdraagt aan de Kaal Kados de Londres, de heilige gemeente van Londen. Het boek is voorzien van een goedkeuring door het beet dien van Amsterdam, het Amsterdamsche Rabbijnencollege. Dit boek wordt vele malen in Duitsland herdrukt en in 1713 in Frankfort aan den Main voorzien van aantekeningen van de beroemde Poolse rabbijn R. Mozes Isserlis. Joseph Pardo overlijdt in 1677 in London.

Op 1 april 1653 wordt de Joodse wees Ishac Gomes aangenomen op Jesiba de los Pintos in Rotterdam vanwege zijn goede gedrag, kennis en aanbevelingen. Hij studeert in datzelfde jaar nog op Ets Haim in Amsterdam, waar hij in de hoogste afdeling zit onder chacham Saul Levi Morteira en een toelage van ƒ 7,– per maand ontvangt. Op de Rotterdamse Jesiba de los Pintos echter ontvangt hij ƒ 16,– per maand, wat verder licht werpt op het aanzien van de Rotterdamse Jesiba de los Pintos. Joodse studenten van het Amsterdamse Ets Haim, een vooraanstaande Portugees-Joodse academie, trekken naar Rotterdam om verder te studeren en ontvangen ook een hogere toelage.

 

Pin It on Pinterest

Share This