Oude gebruiken
In de Portugees-Joodse traditie zijn er vele gebruiken die tegenwoordig niet veel meer te zien zijn. Op de vastendag voor de verwoesting van Jeruzalem bijvoorbeeld hing men een zwart gescheurd voorhangsel voor de aron met bijbehorende bedekking voor de Torarol.
Daarnaast was er in de beet knesset een resoeha para moelcoet aanwezig, een geselriem, waarmee sommige Portugese Joden zich in de dagen van tesjoeba (inkeer en boetedoening) voor Jom Kipoer in navolging van Talmoedische passages 39 tikken lieten toebrengen. Dit gebruik verdween in ons land in het begin van de 18de eeuw.
Verder was er bij de beet knesset een fontaijna mantrafietada de estanjo aanwezig, een eenvoudig tinnen fonteintje, waar de handen mee gewassen konden worden voor het betreden van de beet knesset. Ook dit is in onbruik geraakt.
Gedragsregels
De joodse studenten aan de Jesiba de los Pintos krijgen vrij uitgebreide aanwijzingen over hoe zij zich moeten gedragen in het zeventiende eeuwse Rotterdam. In al hun handelingen moeten zij zedig, nederig en godvruchtig zijn. Ze moeten zich van vloeken onthouden en hun tefila (gebed) moeten ze rustig en met aandacht uitspreken.
Gehoorzaamheid aan de ros jesiba, de rector, is verplicht en de aandacht van gojiem mogen zij niet in negatieve zin op zich vestigen door bijvoorbeeld te schreeuwen of ruzie te maken. Ook is het hun verboden zich in ander gezelschap in minder goede gedeelten van de stad te begeven, zodat zij als godvrezende lieden bekend zullen staan en ‘… zij schitterende door deugden, in alles volmaakt zouden zijn …’ In hun kleding en maaltijden horen ze ingetogenheid en reinheid te tonen en vanzelfsprekend is vinjo de goijiem, niet-koosjere wijn, verboden om te drinken.
Studenten zijn verplicht om overtredingen van andere studenten te melden aan de ros jesiba. Bij het niet melden kunnen studenten dezelfde straf krijgen als de overtreder, die verwijderd kan worden bij één van deze overtredingen. Mocht er een plek vrijkomen in de jesiba door het vertrek om welke reden dan ook van één van de studenten, dan wordt bijvoorkeur een student gekozen die een familierelatie heeft met de De Pinto’s of anders een wees. Bij gelijke verdiensten en deugdzaamheid moet degene gekozen worden die deze studieplek het hardst nodig heeft.
Het is een wens van de stichter van Jesiba de los Pinto’s, Abraham De Pinto, dat de studenten in sierlijk en goed Hebreeuws opstellen leren schrijven (‘… em hebraico con elegantia e born estilo …’) en daartoe grondig de Hebreeuwse grammatica leren.
De ros jesiba geeft elke week een opstel dat de studenten schriftelijk moeten vertalen en inleveren, waarna hij dat opstel in het openbaar voorleest en de fouten verbetert. Maandelijks is er een openbaar examen, waar iedereen bij aanwezig kan zijn. Bij deze ‘escoeta geral’ zijn de stichters aanwezig, waarbij de ros jesiba de studenten dan ook vragen stelt over Talmoedische onderwerpen, zodat Abraham de Pinto zich goed kan overtuigen ‘… van de vorderingen in de Heilige Wet, welk ons doel is …’