Beth Tephilla
In de 19e eeuw ontstaat in Rotterdam de Sefardische gemeente Beth Tephilla (Huis van gebed) dat, zeer ongebruikelijk voor die tijd, ook openstaat voor Hoogduitse Joden. Deze Hoogduitse Joden treden toe tot de gemeenschap omdat ze naar hun mening een te hoge aanslag in de kerkelijke belasting hadden gekregen bij de Hoogduitse gemeenschap.
De gebedsdiensten van deze Joodse gemeente (gebra) worden tot 1868 gehouden in de Peperstraat 75, in het huis van de Joodse operazanger E.M. Brandon. In 1868 neemt deze gemeente de synagoge Beth Jacob over, op de Hang 25. In 1875 verhuist de synagoge naar de Karrensteeg 15. De vereniging wordt op 1 januari 1889 ontbonden. Dit was de laatste Sefardisch-joodse gemeente van Rotterdam.
De Sefardisch-Joodse gemeente Beth Tephilla (Huis van gebed) te Rotterdam krijgt aanbevelingen van de Portugees-Israëlitische opperrabbijn van Den Haag, J. Ferares, en van het beet dien van de Portugees-Joodse gemeente te Amsterdam. Dankzij die aanbevelingen wordt het gemakkelijker om fondsen te werven voor deze startende gebra.
In 1872 koopt kehila Beth Tephilla op de algemene begraafplaats Crooswijk een eigen begraafplaats van slechts 16,5 bij 8,25 meter op het grasveld bij de dan nieuwe ingang. Deze begraafplaats is nog steeds te bezichtigen.
Rabbijn Jacob Ferares uit Den Haag werkt van 1880 tot 1884 als rabbijn voor deze Joodse gemeente. Van de Portugese esnoga te Amsterdam leent men een sefer Tora. Uit correspondentie blijkt later dat er een woord ontbreekt en dat de Portugese gemeente te Amsterdam op zich bereid is het herstel door een sofeer te betalen.
Beth Tephilla wordt op 1 januari 1889 ontbonden en de geleende wetsrol wordt teruggezonden. Hiermee valt het doek voor de enige Portugees-Joodse gebra die Rotterdam heeft gekend.